Money, money ...

Details

Bijlages

Duur: 120 minuten

Groepen: 3

Leeftijd: van 16 tot 99 jaar

Spelers: van 12 tot 30

Soort: andere

Terrein: grote ruimte , groot

SPELVERLOOP


Inleidende sketch:

Vooraleer je start met de eigenlijke activiteit kunnen enkele (bestuurs)leden vooraf een korte sketch spelen. Bijvoorbeeld een discussie tussen jongeren over besteding van (zak)geld of een gesprek over zakgeld tussen ouders en jongere(n). Zo’n ‘inloop’ helpt je daarna makkelijker het doel van de activiteit te schetsen.


Groepsindeling:

Iedere deelnemer denkt voor zichzelf even na over de vraag: “hoeveel zakgeld denk je nodig te hebben per maand?” (werkenden denken hierbij aan het bedrag dat ze nodig hebben buiten de vaste kosten).


Afhankelijk van het totale aantal deelnemers bekijk je hoeveel groepjes je kan vormen. Reken op 4-5 personen per groepje. De personen die een gelijkaardig antwoord gaven, gaan samen zitten. Zo krijgen we groepjes van jongeren die ongeveer hetzelfde bedrag nodig hebben per maand.


Situatiespel 1:

Door de spelleid(st)er worden een 5-tal situaties voorgelezen. Deze gaan over het al of niet aankopen van iets; het al dan niet uitgeven van geld hieraan.

Na elke situatie krijgen de groepjes enkele minuten tijd om deze situaties te bespreken. Gaan ze al dan niet geld (kunnen/willen) uitgeven aan…? Daarna geeft elke groep antwoord en zegt ook waarom zij zo zouden handelen.


Vijf mogelijke situaties:

Ø Je lief verjaart binnenkort. Natuurlijk zorg je voor een attentie. Het cadeau dat hij/zij graag zou hebben is echter wat duur voor het budget dat je hebt. Wat ga je doen?

Ø In de etalage van een kledingszaak zag je een geweldige T-shirt liggen. Het zou je prachtig staan. Kopen?

Ø Je bent met vrienden op stap en na een paar uurtjes beslissen jullie wat te gaan eten. Je ziet scheel van de honger. Neem je een pak friet in de frituur, ga je naar een restaurant/eethuis of wacht je tot je thuis bent zodat je daar kan eten?

Ø Iemand vraagt je om een derde-wereldproject te steunen door briefpapier te kopen (1 of 2 of 5 euro). Wat ga je doen?

Ø Je bent gisteren en eergisteren uitgeweest en nu vragen je vrienden nog effe iets mee te gaan drinken. Wat doe je?


Situatiespel 2:

De groepjes blijven samengesteld zoals daarnet. Ieder groepje krijgt een reeks van vragenkaartjes over (zak)geld en hoe je ermee wenst om te gaan. Om de beurt trekken de groepsleden een kaartje en bespreken samen de vraag:

1) Wat denkt ieder er zelf over? (ieder noteert dit voor zich of legt bijvoorbeeld het ‘ja’-bordje ondersteboven voor zich en het ‘neen’bordje achter zich)

2) Wat denkt ieder wat ieder ander groepslid zal antwoorden? (te noteren)

3) Per groepslid wordt besproken:


Ø Wat het lid zelf antwoordde

Ø Wat de anderen dachten dat het zou antwoorden

Ø Waarom men zo antwoordde



Deze manier van werken heeft als voordeel dat iedere KLJ-er de vraag au sérieux zal nemen (want straks hoor hij/zij van de anderen hoe zij denken dat hij/zij zou reageren). Ook zal straks aan hem/haar gevraagd worden hoe hij/zij denkt dat de anderen zouden reageren. Dit vormt een goede basis om over een vraag te discussiëren.


Voor het goede verloop van de activiteit is het belangrijk dat in de verschillende groepjes een begeleider regelmatig (langskomt en) vragen stelt i.v.m. het al of niet overeenkomen van meningen en de reden ervan.

Om in dit gedeelte wat ‘actie in de zaak te brengen’ kan je afspreken dat, telkens de spelleider een tegen geeft, alle groepjes even pauzeren en een doe-opdracht i.v.m. geld uitvoeren.


Situatiekaartjes:



Je zus is jarig. Hoewel dat voordien niet de gewoonte was in de familie, start jij

een nieuw gebruik: naast een cadeautje van je ouders krijgt ze er nu ook één van jou.




Een jongetje uit het dorp moet een zeer dure hartoperatie ondergaan in de VS. Er wordt een hele actie opgezet om deze te bekostigen. Jij koopt een sticker van 1,5 euro.




Je bent aan een nieuw uurwerk toe. Je kijkt uit naar een mooi goedkoper exemplaar, eerder dan naar een exclusief duur.




Jullie zijn met een hele groep op een sportfeest. Er wordt voorgesteld om een “pot bijeen te leggen”. Jij stelt voor om ieder voor zich te laten betalen. Zo speel je zeker dat je geen eurocent betaalt voor een ander.




Je had je buurvrouw wel om de nek willen vliegen toen ze je aanbood je eindwerk te typen. Ze moest er niets voor hebben want voor jou deed ze dat graag. “wat een geluk”, denk je, “dat kost me dan lekker niets”.




Je kocht zopas een pakje friet. Even later komt er een kliek vrienden aan en voor je het weet is alles op.




Je gaat mee op vakantie met een groep waarvan je niet iedereen vooraf kent. De deelnemingsprijs wordt bepaald door wat je zelf kan/wil bijdragen. Geef je bij de basisprijs nog een extraatje uit solidariteit met hen die minder kunnen betalen?




Zopas vernam je het nieuws van een natuurramp. Er zijn duizenden daklozen en het plaatselijke Rode Kruis houdt een geldinzamelingsactie om de eerste nood te lenigen. Doe je een duit(je) in het zakje?




Op school kan je tijdens de vasten eenmaal per week een rijstmaaltijd nemen uit solidariteit met de derde wereld. Je wil op deze manier meebouwen aan een betere toekomst voor iedereen.




Zondag ga je naar een uiterst belangrijke match van je favoriete voetbalploeg. Je wil al langer een sjaal met de clubkleuren kopen. Je kan er één op de kop tikken, tegen een gunstprijsje, maar je mist 5 euro. Vraag of smeek je je ouders je zakgeld van volgende week voor te schieten?




Je gaat iedere week zwemmen. Onlangs werd een nieuw zwembad geopend. Gloednieuw en dat merk je ook aan de prijzen. Jij blijft gewoon gaan op je vertrouwde, zij het minder luxueuze, plaats.




Regelmatig gebruik je make-up. Die koop je niet in een speciaalzaak maar op de markt of in een grootwarenhuis.

Je krijgt iedere week zakgeld. Zakgeld dat je voor vanalles en nog wat gebruikt: voorzien uitgaven, maar ook niet-geplande. Iedere week zorg je ervoor dat je toch iets “overhoudt”. Sparen vind je belangrijk.




Er is een huwelijksfeest in de familie. Je ouders zeggen dat ze wel voor een geschenk van heel het gezin zullen zorgen. Jij houdt er toch aan het jonge paar met een kleine attentie te verrassen.




Je wandelt door de winkelstraat en je oog valt plots op een levensechte poster die je kamer gewoon àf maakt. Hij kost 15 euro. Ga je hem kopen?




Een vroegere KLJ-leidster uit je buurt die nu in een andere provincie woont, is bevallen van haar eerste kindje. Hoewel ze het helemaal niet van jou verwacht, stuur je haar een speciale kaart met gelukwensen.




Stel dat je rookt als een schoorsteen. De sigaretten slaan weeral op, met 10% deze keer. Dat gaat te ver. Hoe moeilijk het ook zal zijn, je zal ervoor zorgen dat je zeker niet méér uitgeeft aan sigaretten dan nu al het geval is!




Jij en je neef wonen in dezelfde straat en lezen hetzelfde weekblad. In plaats van beiden wekelijks 1,5 euro daaraan te besteden stel je voor dat elk om de andere week het blad koopt en doorgeeft.




J e moet dringend een nieuwe bureaulamp kopen. In de etalage staan allerlei modellen, van de meest uiteenlopende prijzen. Je kiest één van de duurste. Het is trouwens iets dat je voor meerdere jaren hebt.




Fysica kan je missen als koude voeten. Je begrijpt er niet al te veel van. Een vriend op school legt je regelmatig delen van de les uit, waardoor je je er toch doorheen slaat. Dat is af en toe een traktatie waard.




Stellingenspel ter afsluiting:

Onderstaande stellingen kan de spelleider één na één voorlezen, waarna de leden aan de ene of andere kant van het lokaal gaan staan (naargelang ze al of niet akkoord gaan). Telkens kunnen 2 personen gevraagd worden om hun standpunt uit te leggen.


Ø Stelling 1: “Hoe je met geld omspringt hangt af van hoe je ouders je met geld leerde omgaan”

Ø Stelling 2: “Alleen rijke mensen kunnen hun geld goed beheren”

Ø Stelling 3: “Als je minder geld hebt, geef je het veel bewuster uit”

Ø Stelling 4: “Geld is er niet voor jezelf alleen. Je kan het ook gebruiken om je verbondenheid met anderen uit te drukken”

Ø Stelling 5: “Mensen geven soms sjieke cadeaus om datgene wat ze moeten doen, niet te hoeven doen”

Materiaal

SPELVOORBEREIDING
Materiaal:
Ø Kaartjes met “situaties” (in bijlage te copiëren)
Ø Pennen
Ø Papieren
Ø ‘Ja’-bordje
Ø ‘Neen’-bordje