Schattenjacht in het ridderswoud
Inkleding
Dit spel speelt in de erg duistere middeleeuwen met ridders die duelleren om de rijkdommen van hun vijanden.
Materiaal
Grote kartonnen dozen, een schatkaart en minstens 5 houten schijven met merkteken per groepje, petanque-spel, houten paardjes (stokpaarden), lange houten stokken (als lans), bussels kleefkruid, wollen trui per groepje, jutezak per gangengraver, mini-ladderspel per ladderman, noten, sjortouw, leventjes in de kleuren van elk groepje.
Doel
Elk groepje moet proberen zoveel mogelijk schatten (houten schijven) van de andere groepjes te veroveren.
Inkleding
Elk groepje krijgt een kartonnen doos die zo goed mogelijk moet omgebouwd worden tot een burcht met ophaalbrug, kantelen, een schietgat voor het kanon, en een geheim vakje voor de schatkaart. Bovendien moeten er twee personen in het kasteel kunnen staan én, jawel, met het kasteel kunnen voortbewegen.
Binnen het groepje wordt afgesproken, wie welke rol invult. Gedurende het spel kan vrij van rol gewisseld worden.
De ruiters te paard trekken hun maliënkolder aan (wollen trui) en maken lange lansen, met een grote bussel kleefkruid op de kop.
De gangengravers moeten gedurende het spel zaklopen met de jutezak. Ze krijgen bovendien
een eindje touw (5 tot 10 meter) mee.
De ladder-mannen sjorren elk een kleine houten ladder met vijf sporten. Zij krijgen elk een ladderspel (1) met noten als pionnen.
Je kan ook nog alle spelers van hetzelfde team een gelijkgekleurde das of t-shirt (geverfd met natuurproducten) geven.
De schat begraven
Om beurten mogen twee spelers van elk groepje hun schat (de gemerkte (bv. ingebrande), houten schijven) gaan begraven onder het bladerdek aan de voet van een boom. Het is dus niet de bedoeling de bosbodem om te woelen, wel integendeel: je mag niet zien dat hier iets ver-borgen ligt, alles moet er net zo uitzien als tevoren. Voor elke schijf die zij verbergen, zetten zij een kruisje op de schatkaart. Die kaart ziet eruit als het speelbord van 'zeeslag': elke rij bomen heeft een nummer of een lettercode, zodat je je schat bijvoorbeeld aan boom 'B6' kan begraven.
Uiteraard worden niet alle teams tegelijk het bos ingestuurd, maar de één na de ander, zodat zij elkaar niet zien bij het verstoppen van de schat.
Als deze voorbereiding voorbij is, heeft elke groep een ingevulde schatkaart, een kasteel en zijn alle ridders uitgedost voor hun rooftochten.
Spelfase
De paarden, laddermannen en gangengravers proberen in een duel hun vijanden van hun leven(tjes) te beroven.
- Twee paarden rijden in een steekspel, van op zekere afstand, op elkaar in en proberen met het kleefkruid op de lans de wollen trui van de ander te raken. Wie het eerst aan de lans blijft hangen, verliest zijn leven en mag geen paard meer zijn. Zo bevorder je het wisselen van de spelrollen. Het kan dus gebeuren dat een groep gedurende het spel zijn paard verliest (als iedereen eens paard was).
- Twee laddermannen spelen een ladderspel tegen elkaar, de winnaar krijgt het leventje van de ander.
- Twee gangengravers die elkaar tikken, knopen hun touwen aan elkaar en leggen die uit op de grond. Over die afstand wordt een sprintje 'zaklopen' ingezet, wie het eerst aankomt krijgt het leventje van de ander. De paarden, gangenmakers en laddermannen bezorgen het leventje zo snel mogelijk aan de ridder. Die ridder kan met zo'n leventje een vijandig kasteel "bestormen" door een lettercijfercombinatie te proberen. De kasteelbewoners kijken dan op de schatkaart of er op die lettercijferplek een schat ligt. Als die er ligt, kan de ridder de schat gaan ophalen en naar zijn eigen kasteel brengen.
Het eigen kasteel levert ook nieuwe leventjes:
Aangezien de kastelen zich verplaatsen, kunnen zij elkaar ook ontmoeten. Twee kastelen kunnen met elkaar duelleren door petanque te spelen. De petanque-ballen mogen enkel door het schietgat worden geworpen. Beter nog dan plastiek petanque-ballen kan je gebruik maken van bijvoorbeeld denneappels.
Het winnend kasteel mag een gok doen, en kan bij een juiste combinatie een ridder uitsturen om de schat op te graven.
Dit spel speelt in de erg duistere middeleeuwen met ridders die duelleren om de rijkdommen van hun vijanden.
Materiaal
Grote kartonnen dozen, een schatkaart en minstens 5 houten schijven met merkteken per groepje, petanque-spel, houten paardjes (stokpaarden), lange houten stokken (als lans), bussels kleefkruid, wollen trui per groepje, jutezak per gangengraver, mini-ladderspel per ladderman, noten, sjortouw, leventjes in de kleuren van elk groepje.
Doel
Elk groepje moet proberen zoveel mogelijk schatten (houten schijven) van de andere groepjes te veroveren.
Inkleding
Elk groepje krijgt een kartonnen doos die zo goed mogelijk moet omgebouwd worden tot een burcht met ophaalbrug, kantelen, een schietgat voor het kanon, en een geheim vakje voor de schatkaart. Bovendien moeten er twee personen in het kasteel kunnen staan én, jawel, met het kasteel kunnen voortbewegen.
Binnen het groepje wordt afgesproken, wie welke rol invult. Gedurende het spel kan vrij van rol gewisseld worden.
De ruiters te paard trekken hun maliënkolder aan (wollen trui) en maken lange lansen, met een grote bussel kleefkruid op de kop.
De gangengravers moeten gedurende het spel zaklopen met de jutezak. Ze krijgen bovendien
een eindje touw (5 tot 10 meter) mee.
De ladder-mannen sjorren elk een kleine houten ladder met vijf sporten. Zij krijgen elk een ladderspel (1) met noten als pionnen.
Je kan ook nog alle spelers van hetzelfde team een gelijkgekleurde das of t-shirt (geverfd met natuurproducten) geven.
De schat begraven
Om beurten mogen twee spelers van elk groepje hun schat (de gemerkte (bv. ingebrande), houten schijven) gaan begraven onder het bladerdek aan de voet van een boom. Het is dus niet de bedoeling de bosbodem om te woelen, wel integendeel: je mag niet zien dat hier iets ver-borgen ligt, alles moet er net zo uitzien als tevoren. Voor elke schijf die zij verbergen, zetten zij een kruisje op de schatkaart. Die kaart ziet eruit als het speelbord van 'zeeslag': elke rij bomen heeft een nummer of een lettercode, zodat je je schat bijvoorbeeld aan boom 'B6' kan begraven.
Uiteraard worden niet alle teams tegelijk het bos ingestuurd, maar de één na de ander, zodat zij elkaar niet zien bij het verstoppen van de schat.
Als deze voorbereiding voorbij is, heeft elke groep een ingevulde schatkaart, een kasteel en zijn alle ridders uitgedost voor hun rooftochten.
Spelfase
De paarden, laddermannen en gangengravers proberen in een duel hun vijanden van hun leven(tjes) te beroven.
- Twee paarden rijden in een steekspel, van op zekere afstand, op elkaar in en proberen met het kleefkruid op de lans de wollen trui van de ander te raken. Wie het eerst aan de lans blijft hangen, verliest zijn leven en mag geen paard meer zijn. Zo bevorder je het wisselen van de spelrollen. Het kan dus gebeuren dat een groep gedurende het spel zijn paard verliest (als iedereen eens paard was).
- Twee laddermannen spelen een ladderspel tegen elkaar, de winnaar krijgt het leventje van de ander.
- Twee gangengravers die elkaar tikken, knopen hun touwen aan elkaar en leggen die uit op de grond. Over die afstand wordt een sprintje 'zaklopen' ingezet, wie het eerst aankomt krijgt het leventje van de ander. De paarden, gangenmakers en laddermannen bezorgen het leventje zo snel mogelijk aan de ridder. Die ridder kan met zo'n leventje een vijandig kasteel "bestormen" door een lettercijfercombinatie te proberen. De kasteelbewoners kijken dan op de schatkaart of er op die lettercijferplek een schat ligt. Als die er ligt, kan de ridder de schat gaan ophalen en naar zijn eigen kasteel brengen.
Het eigen kasteel levert ook nieuwe leventjes:
Aangezien de kastelen zich verplaatsen, kunnen zij elkaar ook ontmoeten. Twee kastelen kunnen met elkaar duelleren door petanque te spelen. De petanque-ballen mogen enkel door het schietgat worden geworpen. Beter nog dan plastiek petanque-ballen kan je gebruik maken van bijvoorbeeld denneappels.
Het winnend kasteel mag een gok doen, en kan bij een juiste combinatie een ridder uitsturen om de schat op te graven.