Reis Rond De Wereld

Details

Duur: 90 minuten

Groepen: 1

Intensiteit: zwaar

Leeftijd: van 6 tot 8 jaar

Spelers: van 10 tot 20

Soort: pleinspelen , kringspelen , balspelen

Terrein: groot , buiten

Thema's: multicultureel , fantasie , cultuur

De leiding ging op wereldreis en heeft in verschillende landen spelletjes gespeeld. In een rugzak zitten briefjes met al die spelletjes. Elke ribbel mag op z’n beurt een briefje nemen, dat spelletje spelen we. Als ze met de groep het spel gespeeld hebben, krijgt de ribbel die het briefje trok een vlaggetje. Het is de bedoeling dat elke ribbel een vlaggetje heeft. Op het einde kan iedereen zijn eigen vlag ontwerpen/inkleuren.

1. Proeven

Om de beurt wordt iemand (of meerdere, zodat iedereen één keer kan proeven) geblinddoekt die iets moet proeven. Daarna moet de groep proberen te raden bij welk land het hoort: chocolade (België), kaas (Nederland), croissant (Frankrijk), worst (Duitsland), spaghetti (Italië) en rijst (China)?

2. Chinese muur

Iedereen moet telkens overlopen van de ene kant naar de andere kant van het veld, maar in het midden is de 'muur' een strook van 1m breed, daarop loopt de tikker. De tikker mag niet van de muur en moet proberen de overlopers te tikken tot er niemand overblijft.

3. Schots balspel

Ploeg A staat op een rij achter elkaar, ploeg B staat verspreid over het terrein. De eerste speler in de rij van ploeg A gooit de bal zo ver mogelijk weg. Ploeg B moet de bal terug bij Ploeg A brengen door de bal te nemen en hem dan door te geven in een rij boven het hoofd. Ondertussen probeert de speler van ploeg A zoveel mogelijk rondjes rond zijn eigen rij te lopen. De ploeg die op het einde het meest aantal rondjes heeft, wint.

4. De Japanse draak waakt

Eén van de leiders staat in het midden van het lokaal/terrein en de ribbels lopen rond. In 4 hoeken van het lokaal/terrein ligt een doek. Een ribbel vraagt aan de draak: 'hoe laat is het?'. De draak geeft als antwoord: ' het is 2 uur'. Dan moeten de ribbels niets doen en gewoon verder rondlopen. Als de draak als antwoord zegt: 'het is middernacht' moeten de ribbels zo snel mogelijk op één van de doeken gaan liggen. Als er er niet op liggen en getikt worden zijn ze af.

5. Magic Fingers (Chinees spel)

iedereen zit in een kring en steekt beide wijsvingers uit. Speler A tikt met zijn wijsvinger de wijsvinger van speler B aan, die speler mag nu twee vingers uitsteken aan die hand. Nu kan speler B ofwel met zijn ene hand (en één vinger) een andere vinger aantikken bij speler C waardoor speler C ook twee vingers moet uitsteken. OF speler B kan met zijn twee vingers een vinger aantikken bij speler C waardoor speler C drie vingers moet uitsteken. Daarna mag speler C weer bij één andere speler een vinger aantikken... Het is de bedoeling om er voor te zorgen dat een andere speler al zijn vingers moet uitsteken want dan is die hand uit. Maar, als die aan de andere hand 2 of 4 vingers heeft, mag hij die 'splitsen' en de andere hand ook terug uitsteken (elke hand 1 of 2 vingers).

6. Zuid-Afrikaanse dassenroof

Twee ploegen stellen zich op een rij op tegenover elkaar, met tussen de twee rijen een tiental meter. In het midden liggen twee knuppels en een bal. Elke deelnemer krijgt een nummer, als de leider een nummer roept, moeten de deelnemers van de twee ploegen met dat nummer zo snel mogelijk een knuppel nemen en de bal in hun eigen goal (één links en één rechts) proberen te krijgen.

7. Chinees voetbal

Iedereen staat in een kring, een bal wordt heen- en weer gebotst in de groep. Men moet proberen de bal door iemand zijn benen te slaan, dan moet die persoon één hand op zijn rug houden, bij de volgende keer moet die persoon zich ook omdraaien, de derde keer moet die persoon omdraaien en maar met één hand slaan. Daarna ligt hij er uit.

8. Rond de wereld

De hele groep staat in een cirkel. Iemand heeft de bal vast. Hij geeft die door aan degene naast hem, en begint rond de cirkel te rennen. Intussen wordt de bal verder rond gegeven. Als de persoon rond is voor de bal, wint hij, en is degene die de bal vast heeft de volgende. Is hij te traag, valt hij uit.

9. Cowboys en indianen

De leden worden verdeeld in twee groepen. De eerste groep zijn de cowboys en de tweede groep de indianen. De indianen gaan op de buik liggen, allemaal naast elkaar. De cowboys doen dat ook, tegenover de indianen. Zodanig dat de twee groepen met hun gezicht naar elkaar liggen. De leiding roept 'VUUR'. Op dat moment moeten de indianen rechtspringen en zo snel mogelijk naar de lijn van het terrein lopen. De cowboys moeten twee keer op de grond slaan en moeten dan de indianen proberen te tikken. Elke groep is eens cowboy, welke groep kon het meeste indianen tikken?

10. Egypte

Levende piramide maken, met alle ribbels?

11. Noordpool

Een "ijsbeertje" ligt achter een lijn, op zijn buik te slapen. De rest van de leden staat achter een andere lijn, een eindje verder. Ze komen het ijsbeertje pesten (kriebelen, …). Als iemand het ijsbeertje op het achterwerk klopt, wordt het echter plots wakker, en mag het iedereen proberen tikken. De leden lopen zo snel mogelijk naar de lijn waar ze eerst stonden, want daar zijn ze veilig. Wie getikt is, wordt een ijsbeertje. Wie kan de ijsbeertjes het langst pesten?

12. Pak de kangoeroe

De spelers zitten in een kring op de grond. De 2 grote ballen worden in een bepaalde richting doorgegeven. Dit zijn de Australiërs. De 3e, kleinere bal, is de kangoeroe. Aangezien de kangoeroe kan springen, mag de kleinere bal naar eender welke speler doorgegooid worden. De Australiërs (= grote ballen) moeten proberen de eend te pakken te krijgen, door bij de speler te geraken die de kangoeroe (= kleine bal) heeft.

13. Zo snel mogelijk op het land

De leiding heeft een fluitje waarmee ze één tot vier keer kan blazen. Ieder fluitsignaal staat voor een bepaald land (stukje op het terrein die afgebakend is). Bvb: 1 = klimrek, 2 = picknickbank, 3 = basketgoal, 4 = tunnel. De leider fluit bvb één keer en dan moeten alle spelers zo snel mogelijk naar het klimrek. De laatste die op het land aankomt, valt telkens af.

14. Blinde Spanjaard

Iemand zit geblinddoekt, met de knuppel, in kleermakerszit voor de sinaasappel . Een andere deelnemer moet proberen de sinaasappel te pakken, zonder geraakt te worden door de knuppel.

15. Amerikaans kaarten

Elke groep krijgt één pakje kaarten (enkel met getallen). Elke speler van elke groep neemt een kaart van zijn pakje en gaat rondlopen op het terrein. Als je iemand anders tegenkomt, toon je aan elkaar je kaart. Diegene met de hoogste kaart wint en steekt de gewonnen kaart achter zijn eigen kaart en gaat verder. Diegene die verliest moet een nieuwe kaart gaan halen. Welke groep kan heeft het meeste kaarten na bvb 10 minuten spelen?

Materiaal

  • Vlaggetjes (papier + brochettestokjes)
  • Proevertjes
  • Sinaasappel
  • Blinddoeken
  • Kegels
  • Lint
  • Ballen, kleine bal
  • Twee pakjes kaarten
  • Knuppels
  • Fluit