Olympische waterspelen
Details
Duur: 120 minuten
Intensiteit: zwaar
Leeftijd: van 6 tot 16 jaar
Waterhoogspringen: Leg de tuinslang op een bepaalde hoogte, bijvoorbeeld op een krukje. Zet de kraan aan en spring alleen (ook leuk: samen) over de waterstraal. Als dit lukt, leg je de straal hoger. Of andersom, probeer er onderdoor te kruipen (‘tijgeren’), zonder dat je nat wordt.
Judo: gevecht met 2 en hebben elk een waterballon op buik geplakt. Wie het langst zijn ballon overhoudt is gewonnen
Voetbal: Je hebt met water gevulde plastic flessen nodig. Elk kind gaat voor een fles staan. Ze kunnen in een cirkel of verspreid staan. Met een voetbal moeten ze proberen elkaars waterfles om te krijgen. Hun eigen fles mag natuurlijk niet omvallen. Lege fles water = uit, volste fles = winnaar
sprint: 5 toertjes draaien rond as, daarna beker water vullen uit reserve en door parcours naar volgende speler brengen, daarna in emmer (om ter meeste water)
tienbal: met spons water
estafette: om ter snelst met beker water op het hoofd parcours afleggen per 4 spelers (hordes, kruipen, over bank)
trefbal: met waterballonen ipv gewone bal
waterlimbo: straal water en telkens eronder limboën
springtouwen: groot touw, in springen met beker water + opdrinken zonder geraakt te worden door het touw
Ijsblok smelten: 2 teams, zo snel mogelijk je eigen ijsblok doen smelten door extra hulpmiddelen bv eerst alleen blazen, dan handen, dan een handdoek,…
Waterpong
Liedje gorgelen met water + raden
Bash met bruine zeep: boter pikken, …