Hoe begeleid ik een cursus?

Details

Duur: 120 minuten

Intensiteit: matig

Leeftijd: van 20 tot jaar

Spelers: van 5 tot 20

Soort: methodiek

Thema's: cursusbegeleiding

Samenvatting: 
Een workshop met alle ingrediënten om een goeie cursusbegeleider te zijn. Over coaching, nabespreking, theorie over leren en BOM! Deze workshop kan twee kanten uit: 1. Je overloopt je cursus op een voorbereidingsweekend of voorbereidingsdag. Tussendoor spek je het weekend met inhoudelijke blokken om je begeleiding beter voor te bereiden op het geven van de cursus. Deze tussendoortjes haal je uit deze workshop. 2. Je geeft de workshop en focust op ‘cursus begeleiden’. Je doet deze workshop van begin tot einde alsof je op cursus bent. De blokken kan je benoemen, maar overloop je niet.
 
 
Verloop: 

1. Voorbereiding

Vraag iedereen om de cursus op voorhand te lezen! Dat maakt het overlopen veel gemakkelijker. Doel van de workshop is iedereen de kans geven om vragen te stellen bij onduidelijkheden en om elkaar tips te geven bij elke blok, niet om alle spelen en methodieken tot in het detail te overlopen of doen.

2. Timing

5’ - Doel/overloop van de workshop uitleggen

10’ - Rondje 1: naam zeggen en wat ge graag wilt weten na deze workshop

30’ - Coachingtime!

?’ - Blok 1?

?’ - Blok 2?

15’ - Hoe leer je?

5’ - Rondje 2: wie is uw voorbeeldbegeleiding en waarom?

?’ - Blok 3?

15’ - Coachingtime!

15’ - Pauze

?’ - Blok 4?

?’ - Blok 5?

5’ - Rondje 3: wat was uw beste moment van ’t begin van de workshop tot nu?

50’ - Nabespreking

10’ - Wat wil ik nog meegeven

10’ - Evaluatie

3. Doel/overloop van de workshop uitleggen (5’)

Het doel van deze workshop is:

  1. Iedereen tijd en kans geven om vragen te stellen over bundel en voor te bereiden hoe je dat aanpakt
  2. Tips geven over ’t begeleiden van een cursus

We gaan de cursus overlopen alsof we op weekend zijn. Hang een grote dagklapper van de cursus op A3 op en overloop en waar we nu zitten.

Wil iemand de timekeeper zijn van de workshop? Zodat we zeker niet overtijd gaan? Een timekeeper aanstellen is een voorbeeld van hoe je deelnemers kan betrekken bij de vorming!

4. Rondje 1: zeg uw naam en wat ge graag wilt weten na deze workshop (10’)

Ondertussen: namen op sticker schrijven en op iedereen plakken, zo weet ge de namen nog.
Duiden: we gaan verschillende rondjes doen vandaag. Bedoeling is dat iedereen iets zegt. Je mag geen feedback (lachen, commentaar, erop in gaan) geven op wat iemand anders zegt.

5. Coachingtime! (30’)

Coaching: ge zoekt u iemand om een goed gesprek mee te doen over hoe gij de cursus begeleidt. Doel = nog beter begeleiden, ervoor zorgen dat dit echt een waardevolle ervaring wordt.

Want: je maakt jezelf niet sterker door ervaring op te doen, maar wel door te reflecteren op die ervaring!

Dus: coachen. Tijd maken voor gesprekken. Kan zeker spontaan gebeuren, maar kan een handje gebruiken door bv. richtvragen mee te geven. Per twee, per drie, per leefgroepduo of juist niet, enz.

We doen dit nu even zelf. Doel van deze oefening is tweeledig:

  1. zelf tips opdoen over hoe jij de cursus gaat aanpakken
  2. de ander doen nadenken over hoe hij/zij de cursus gaat aanpakken.

Stap 1: vragen voor elkaar bedenken (10’)

Maak 4 bladeren en overloop samen welke vragen…

  • Blad 1: …een ervaren begeleiding aan een nieuwe begeleiding kan stellen
  • Blad 2: …een ervaren begeleiding aan een ervaren begeleiding kan stellen
  • Blad 3: …een nieuwe begeleiding aan een ervaren begeleiding kan stellen
  • Blad 4: …een nieuwe begeleiding aan een nieuwe begeleiding kan stellen

Eventueel kan je nog een blad maken met vragen aan trekkers en een blad met vragen aan TP/coaches.

Als je dit met de hele ploeg doet, leer je welke vragen er leven bij de andere begeleiding, creëer je openheid en neem je schaamte weg in het stellen van vragen aan elkaar en leer je elkaar goeie vragen stellen.

Stap 2: interviews! (20’)

Ga per twee zitten en interview elkaar. De vragen van stap 1 kunnen helpen om dit aan te pakken. Als je uitgepraat bent, kan je bij iemand anders gaan zitten.

6. Blok 1 (?’)

Overloop op de dagklapper waar je zit in de cursus.

Bedenk samen of in groepjes per blok

  • Wat is de boodschap van deze blok? Wat moeten de deelnemers weten of kunnen na dit blok?
  • Welke richtvragen je kan stellen bij de nabespreking
  • Welke tips hebben ervaren begeleiding voor nieuwe begeleiding?

7. Blok 2 (?’)

Overloop op de dagklapper waar je zit in de cursus.

Bedenk samen of in groepjes per blok

  • Wat is de boodschap van deze blok? Wat moeten de deelnemers weten of kunnen na dit blok?
  • Welke richtvragen je kan stellen bij de nabespreking
  • Welke tips hebben ervaren begeleiding voor nieuwe begeleiding?

8. Hoe leer je? Een theoretisch intermezzo over leren! (15’)

Hang een flap op of (beter nog) vraag iemand om bord/muur te spelen (zo betrekken we weer iemand en hebben we weer iets grappig om over te praten).

Teken de grafiek en leg uit:

De heer Csikszentmihalyi (probeer dat uit te spreken!) heeft een interessante theorie over leren.

Wanneer leer je ’t best? Wanneer ga je echt iets opsteken tijdens een cursus? Als je flow goed zit (middenste lijn – voor KIC 3-gangers, dit is de stretch-zone)! Je bent echt aan het bijleren als je in opperste concentratie zit, als je volledig opgaat in de activiteit. Dat gebeurt als de uitdaging (de vragen die je stelt, de opdrachten die jij geeft, de uitleg die je geeft) in verhouding is met de capaciteiten die de leiding heeft. Daarom is het belangrijk om goed in te schatten wat leiding al weet of kan. Lijkt het voor iedereen evident dat een spel een doel moet hebben, daag hen dan uit om voorbeelden te zoeken van spelen met meerdere doelen of hoe je een spel kan verzinnen door te beginnen met het doel of om de achterliggende doelen te vinden van verschillende activiteiten (voor voorbeelden daarvoor zie begeleidingsbundel). Verstaan ze absoluut niet wat je bedoelt met ‘aanpassing’, geef dan zelf voorbeelden.

Wanneer de uitdaging groter is dan de capaciteit, zijn de deelnemers onzeker. Je bent meer bezig jezelf staande te houden dan iets bij te leren. Wanneer de capaciteit groter is dan de uitdaging, gaan ze zich vervelen. In beide gevallen leer je niets bij. Flowervaringen liggen op de optimale spanning tussen wat je kunt en nog niet kunt. Je wordt uitgedaagd om uit je comfortzone te komen (vertrouwde kennis en vaardigheden), maar je kan het aan en leert zo bij.

Hoe ziet ge of uw deelnemers in de flow zitten?

  • Energie: deelnemers leggen kracht en ijver in hun activiteit. Je ziet intens nadenkende gezichten.
  • Creativiteit: deelnemers spreken hun mogelijkheden ten volle aan in de activiteit. Dat betekent niet altijd dat er bijzonder originele producten worden voortgebracht, maar wel dat de deelnemers persoonlijke initiatieven nemen en een individueel gekleurde inbreng hebben.
  • Nauwkeurigheid: mensen die betrokken bezig zijn, tonen vaak een bijzondere zorg voor hun werk. Ze houden rekening met details en gaan nauwkeurig te werk. Niet-betrokken deelnemers gaan er vaak met de grove borstel over, het steekt niet zo nauw.
  • Mimiek en houding (niet-verbale tekenen): dromerig voor je uit staren vs. aandachtig en geconcentreerd volgen.
  • Concentratie: hoe snel wordt je afgeleid? Aandacht is slechts op een beperkte cirkel gericht, die van de activiteit. Slechts intense prikkels uit de omgeving kunnen de deelnemer afleiden.
  • Verwoording: soms geven deelnemers ook zelf aan dat ze zich betrokken voelen, dat het boeiend is.
  • Persistentie: deelnemers die betrokken zijn, laten de activiteit niet gemakkelijk los. Ze willen de voldoening van intense activiteiten blijven smaken en zijn bereid om daarvoor de nodige inspanningen te doen (bv. activiteit willen afmaken voor je naar het 4-uurtje gaat vs vragen om rookpauze).
  • Reactietijd: Ze vliegen er meteen in en tonen een sterke motivatie om tot actie over te gaan. Bv. hoe snel staan ze op om naar buiten te gaan voor een spel?

Dusss:

  • Bereid u goed voor: zoek voorbeelden die uw punt illustreren, zoek vragen die hen dieper doen nadenken. Weet heel goed wat de boodschap juist is.
  • Maak tijd voor ontspanning of om stoom af te blazen. Zodat ze even hun verstand op nul kunnen zetten voor ze zich weer volle bak moeten concentreren.
  • Vraag feedback: wat heb je bijgeleerd? Wat vond je interessant? Zo laat je hen zelf nadenken over wat ze nog niet goed wisten en kan je evt. bijsturen als het niveau wat naar boven/onder mag worden bijgesteld.
  • Geef duidelijk mee wat de doelstelling is van elke blok. Zo weten de deelnemers ook waar dit naartoe gaat en wat de bedoeling is.

Go with the flow…

9. Rondje 2: wie is uw voorbeeldcursusbegeleiding en waarom? (5’)10. Blok 3 (?’)

Overloop op de dagklapper waar je zit in de cursus.

Bedenk samen of in groepjes per blok

  • Wat is de boodschap van deze blok? Wat moeten de deelnemers weten of kunnen na dit blok?
  • Welke richtvragen je kan stellen bij de nabespreking
  • Welke tips hebben ervaren begeleiding voor nieuwe begeleiding?

11. Coachingtime! (15’)

Dit is een methodiekje die je op de cursus zelf ook kan doen.

Iedereen gaat in duo zitten en krijgt een enveloppe met snoep en vragen. Er is een tijdslimiet, maar dat is enkel voor de workshop. Geen zorg als je niet alles hebt kunnen doen, je kan nadien verder kletsen.

Overloop alle gebeurtenissen tijdens de workshop/voorbereidingsweekend tot nu toe. Wat gebeurde allemaal dat niet op papier was voorbereid? Bv. een grap waar iedereen mee lachte en die terug kwam. Een paar mensen die begonnen te babbelen. Een spel dat mislukte.

Vul dan samen dit schema in:

Schrijf in de eerste rij één of meerdere gebeurtenissen die je echt positief hebt ervaren (bv. Jean vertelde een mop), een gebeurtenis die je negatief hebt ervaren (bv. niemand begreep goed wat er moest gebeuren).

Zoek daarna hoe jullie ervoor kunnen zorgen dat er meer van die goeie ervaringen komen en wat jullie twee kunnen doen om slechte ervaringen te vermijden of om te buigen tot iets goed.

Hoe gebruiken we dat om de workshop te verbeteren?

12. Pauze (15’)

Haal sapkes en koekskes boven en pauzeer. Doe ondertussen een babbeltje bij een aantal mensen over de cursus, hoe ze ernaar uitkijken, wat ze van de workshop nog meer verwachten en of het al aan hun verwachtingen voldoet, …

Nadien spelen we kort spelleke voor we er terug invliegen, kwestie van de sfeer in de ploeg te houden op cursus.

Suggestie: Pot Pot So you think you can dance?! Degene vooraan roept ‘pot pot dansstijl’ (bv. tango) en iedereen tangoot ter plaatse. Als de jury (die vooraan) het niet goed vindt, moet je terug naar achter.

13. Blok 4 (?’)

Overloop op de dagklapper waar je zit in de cursus.

Bedenk samen of in groepjes per blok

  • Wat is de boodschap van deze blok? Wat moeten de deelnemers weten of kunnen na dit blok?
  • Welke richtvragen je kan stellen bij de nabespreking
  • Welke tips hebben ervaren begeleiding voor nieuwe begeleiding?

14. Blok 5 (?’)

Overloop op de dagklapper waar je zit in de cursus.

Bedenk samen of in groepjes per blok

  • Wat is de boodschap van deze blok? Wat moeten de deelnemers weten of kunnen na dit blok?
  • Welke richtvragen je kan stellen bij de nabespreking
  • Welke tips hebben ervaren begeleiding voor nieuwe begeleiding?

15. Rondje 3: wat was uw beste moment van ’t begin van de workshop tot nu? (5’)16. Nabespreking – uitwisseling – feedback geven (50’)

Dan nu volgt een nabespreking. Saaaaaai! Waarohom? Sfeer weg!

Maar serieus, waarom zouden we nabespreken? Omdat je niet leert uit ervaringen, maar uit reflectie over ervaringen. Ervaringen uit je eigen Chiro, ervaringen van op de cursus (simulaties) en ervaringen die een ander heeft meegemaakt.

Oefening 1: het stramien van de nabespreking (15’)

Zoek 1 blok waarbij de deelnemers een opdracht krijgen. Laat dit blok zelf eens door de begeleiding naspelen volgens volgend stramien:

  • Ga in groepjes van 3 zitten
  • Twee mensen zijn deelnemer en doen de opdracht
  • De derde begeleidt en mag hen enkel vooruit helpen door vragen te stellen (vragen  stellen is niet suggesties geven in vraagvorm!).

Nadien doe je hiervan een nabespreking:

  • Vraag iemand die begeleider was: Hoe voel je je nu? (Stoom afblazen)
  • Vraag iemand die deelnemer was: Vertel wat er bij jullie allemaal is gebeurd. (Verloop)
  • Vraag iemand die begeleider was: Wat vond je ervan? (Mening)
  • Vraag iemand die begeleider was: Wat heb je hieruit geleerd? (Leerproces)
  • Vraag iemand die deelnemer was: Stel dat jij begeleider was, wat dan? (Hypot.)
  • Vraag iemand die deelnemer was: Wat neem je hiervan mee naar de cursus? (Toekomst)

Vertel de deelnemers dat je in je nabespreking een stramien hebt gevolgd van 6 stappen. Zonder dat ze ’t doorhadden! Schrijf op een flap de nummers 1 – 6. Kunnen zij raden welk soort vragen jij stelde en wat je daarmee wilde bereiken? Help hen door de vragen die je stelde eventueel nog eens te herhalen. Vul op de flap de theorie aan.

Theorie: een stappenplan met vragen voor de nabespreking

  1. Hoe voel je je nu? (Stoom afblazen)
  2. Wat is er gebeurd / hebben we gedaan? (Verloop)
  3. Wat vond je ervan? (Mening)
  4. Wat heb je geleerd? (Leerproces)
  5. Stel dat je deze activiteit binnen had moeten doen, wat dan? (Hypot.)
  6. Wat neem je mee naar de Chiro? (Toekomst)

Oefening 2: Goeie vragen en methodieken zoeken (25’)

Deel de groep op in twee teams, afhankelijk waar ze het over willen hebben: goeie vragen of goeie methodieken om de groep aan het vertellen te krijgen. Elk team bedenkt 15 minuten lang een antwoord op de vragen. Daarna vertelt de samenvatter (moeten ze zelf aanduiden) het resultaat van hun denkoefening in 1 goeie tip.

Kies (op voorhand?) welke twee blokken je hiervoor wil gebruiken.

Jouw rol is om eerst bij het ene groepje, daarna bij het andere groepje aan te sluiten. Luister naar wat ze zeggen en vul aan met eigen inbreng.

 

Blok ? (over goeie vragen) (15’)

Opdracht aan de deelnemers: bedenk met je team een antwoord op volgende vragen en schrijf ze op. Beantwoord de vragen één voor één en hou u nog niet bezig met de volgende vragen.

  1. Wat wil je bereiken door deze blok na te bespreken?
  2. Wat zou jij vragen in de nabespreking van dit spel? Schrijf alle vragen op een aparte flap.
  3. Wat maakt een vraag een goeie vraag?
  4. Welke vragen uit jullie eerste brainstorm zijn op basis van jullie criteria voor goeie vragen goeie vragen?
  5. Iedereen zet een kruis bij de vraag die hij/zij zeker zal stellen op cursus (of schrijf het erbij als het er nog niet op staat).

 

Eigen inbreng hier: Wat maakt een vraag een goeie vraag?

  1. Begin met ‘vertel hoe je dat hebt beleefd’ ipv hoe heb je dat beleefd. Dat geeft meer kans op een verhaal dan gewoon ‘goed’.
  2. Gesloten vraag: welke, hoeveel, waar, enz. Open vraag: hoe ervaar je, wat maakt dat, hoe denk je over, stel dat…, wat heb je nodig om …, wat ga je doen als dat nog eens gebeurt.
  3. Stel eerder een watvraag dan een waaromvraag. Wat maakt dat … Wat draagt ertoe bij dat … Dat moedigt aan om meer antwoorden te geven dan het eerste dat in u opkomt.
  4. Een goede vraag zet iets in beweging: beweging naar antwoord zoeken, beweging naar nog meer vragen.
  5. Ga naar de diepte. Waarom? En waarom dat? Waarom dat dan? Vraag door naar details, vooral als er vaagheden (er, men, sommige) of generalisaties (de groep, altijd) zijn in het verhaal. Bv. Leg eens uit?
  6. Durf echt naar gevoelens te vragen. Wat voelde je? Hoe voelde je je?
  7. 1 vraag tegelijk, bondig, concreet, duidelijk.
  8. Sta wachttijd en pauzes toe (het duurt 7 seconden eer een vraag bij de luisteraar verwerkt is)

Blok ? (over goeie methodieken) (15’)

Bedenk met je team een antwoord op volgende vragen. Beantwoord de vragen één voor één en hou u nog niet bezig met de volgende vragen.

  1. Wat wil je bereiken door de blok ? na te bespreken?
  2. Som zoveel mogelijk methodieken op om de nabespreking vlotter te doen gaan. Schrijf ze op een aparte flap. Vlot de brainstorm niet? Maak dan eerst een lijstje van 30 woorden die beginnen met ‘A’ en zoek daar nadien één voor één methodieken mee.
  3. Iedereen zet een bolleke bij een methodiek die hij/zij gaat gebruiken op IK en een kruis bij wat je zeker niet zou gebruiken. Vertel één voor één waarom.

Eigen inbreng hier:

Je wil de theorie duidelijk maken door de praktijk. Iedereen moet na de nabespreking in zijn hoofd een voorbeeld kunnen verzinnen van een situatie uit zijn of haar eigen werkelijkheid die je kan koppelen aan een bepaalde theorie. Voorbeelden van hoe je situaties kan aanpakken als leiding haal je uit je eigen ervaringen (iets dat je hebt meegemaakt en waar je uit leert) of van voorbeeldleiding (hoe deed die dat?). Of omdat je een mening/theorie hebt gevormd over hoe je een bepaalde situatie zou aanpakken moest ze ooit voorkomen.

Methodieken

  • Uitwisseling: hoe doen jullie dit? Wie heeft dit al meegemaakt? Wat hebben jullie toen gedaan?
  • Fictieve situaties geven: hoe zou jij dit oplossen? Stel dat dit gebeurd, wat zou jij doen?
  • Eigen ervaringen en argumenten meegeven (bedenk ze op voorhand!): dit is bij ons gebeurd, zo hebben we gereageerd en daarom hebben we dat gedaan.
  • Vragen om een eigen ervaring op te schrijven op een papier en hen daar bedenktijd voor geven.
  • welke drie tips (Huysentruytstijl) heb jij voor deze situatie?
  • Twee mogelijke oplossingen geven voor een situatie en vragen om links (ene oplossing) of rechts (andere oplossing) te gaan staan en daarvoor te argumenteren.
  • Daarna elkaar overtrekken tot iemand stop roept. De ene kant moet het ene standpunt verdedigen, de andere kant het andere standpunt.
  • Elk bedenkt een situatie waarbij hij/zij de inhoud van deze blok heeft moeten toepassen. Je legt die voor, zonder jullie oplossing. De rest (groepjes?) mag oplossingen bedenken.
  • Laat iedereen stemmen: welk van deze oplossingen zou gij doen? Hebt ge dit zelf al meegemaakt, ja of nee?
  • Schrijf kernwoorden die gezegd worden op een flap en gebruik dat nadien om je theorie toe te lichten.

Terugkoppeling (10’)

Wat is jullie beste tip voor de andere ploeg?

Oefening 3 (evt.): de toepassing (10’)

De workshopbegeleider vertelt en enkele deelnemers zijn figuranten (duid ze aan terwijl je vertelt) die uitbeelden wat jij vertelt in fast forward.

Deelnemer A en B leggen hun spel, tikkertje onder de benen, kort en supersnel uit. De groep wordt verdeeld en iedereen speelt het spel. Deelnemer C heeft het niet helemaal goed begrepen, deelnemer D trisjt dat het niet op kan en deelnemer E heeft er ongelooflijk veel plezier in. Het spel loopt ten einde en begeleider A vraagt deelnemer A en B hoe het volgens hun gegaan is. Deelnemer A zegt: ‘bwa, goed, vond ik.’. Begeleider B vraagt de spelers wat zij vonden van de speluitleg. De deelnemers zwijgen. Begeleider B vraagt de mening van deelnemer E en die zegt: ‘Goed, vond ik.’. Begeleider A en B beginnen te panikeren, hier komt zoooo weinig respons uit!

 

Wat als de feedback van anderen en reflectie op hun eigen oppervlakkig blijft? Elk leefgroepduo bedenkt een masterplan om ervoor te zorgen dat de bespreking supervlot loopt, eventueel zelfs met een vleug creativiteit. Daarna overlopen we kort de resultaten.

 

Bijkomende tips:

Jouw taak in een groepsgesprek:

  • Niet zelf alle voorbeelden of antwoorden geven. Jij praat enkel om het gesprek op gang te houden.
  • Observeren van de groep en daar op inspelen (bv. als je merkt dat sommigen het niet eens zijn, hen uitlokken om hun gedacht te zeggen)
  • Richting geven aan het gesprek. Impulsen geven om het gesprek andere wendingen te geven (bereid situaties of voorbeelden voor om advocaat van de duivel te spelen) of afblokken als ze te zeer op 1 detail ingaan.

Hoe zorgt ge ervoor dat iedereen een goeie inbreng heeft in het gesprek?

  • Laat ze schrijven! Bv. voorbeelden van situaties die zij hebben meegemaakt. Dan kan je die achteraf overlopen. Belangrijk: wacht niet tot iedereen gedaan heeft met schrijven, want niet iedereen vindt altijd zomaar iets.
  • Laat ze per twee of drie nadenken over een vraag. In kleine groepjes zijn sommigen meer op hun gemak om dingen te zeggen.

Kies wat ge wilt meegeven. Ge kunt alle theorie uit de bundel overlopen, maar da’s meestal wel veel. Zoek uw kernboodschap.
Kerntip: werk van in ’t begin aan een toffe sfeer waar iedereen vrijuit kan/wil praten. ’t Kan geen kwaad om te vermelden dat je graag een goeie feedback ziet van de deelnemers.

17. Wat ik wil meegeven (10’)

  • Weet wat de grote lijn in de cursus is en prent die goed in voor uzelf.
  • Goeie vragen stellen is belangrijk. Hoe vermijd je antwoorden als ‘ja’, ‘goed’, ‘ik weet het niet’?
  • Bereid de nabespreking goed voor. Dat kan vlot gaan, maar hou een methodiekje in uw mouw klaar als het niet vanzelf gaat.
  • Vraag feedback (door een rondje te doen – door tijdens de pauze mensen te bevragen)
  • Maak van uw groep een ploeg door
  • mensen te betrekken (timekeeper, taken delegeren)
  • spellekes voor ’t plezier te doen
  • groepsuitdagingen
  • in groepjes te werken
  • rondjes doen om iedereen aan ’t woord te laten

18. Evaluatie (10’)

Overlopen op dagklapper waar we nu zitten.

Opdracht: evalueer deze workshop. Jezelf als deelnemer, ik als begeleider, de inhoud, de praktische omkadering. Ik draai mij om en schrijf, jullie doen alsof ik er niet ben en vertellen.

 

Materiaal

Deze workshopuitleg Cursusbundel Papier met timing op voor timekeeper Stickers voor namen Alcoholstiften in verschillende kleuren Dagklapper cursus op A3 Plakband Kladpapier Bikken Flappen Sapjes en koekjes Vraagjes nabespreking Enveloppe met vraagjes en snoepjes (coaching)