Technieken bij jonggidsen en jongverkenners
Jonggidsen en -verkenners moeten heel wat technieken onder de knie krijgen. Zo moeten ze bijvoorbeeld goed kunnen sjorren en vuur maken om te kunnen koken op kamp. Ontdek tips om met je jonggivers aan technieken te werken.
Sjorren en knopen
Niet alle jonggivers houden van een hele namiddag technieken oefenen. Verwerk technieken beter in activiteiten en spelen. Zo kan je technieken ook herhalen.
Tips:
- Laat je jonggivers een kamp sjorren voor het bosspel begint.
- Tijdens dassenroof moeten jonggivers de juiste knoop in de das leggen voor ze verder kunnen spelen.
- Oefen met minipionieren. Met wat stokjes en elastiekjes bedenk je snel een patrouillehoek in het klein.
Vuur maken
Stoken en rond een zelfgemaakt kampvuur zitten is altijd leuk! Laat je jonggivers hun vuurskills oefenen tijdens andere activiteiten.
Tips:
- De uitgelezen kans om technieken te oefenen? Hou een Expeditie Robinson-activiteit en laat elke patrouille een touwtje doorbranden met zelfgemaakt vuur.
- Kook eens een ei in een appelsienenschil. Of een stuk brood op een stokje.
Vuur
In Vlaanderen en Wallonië mag je een kampvuur maken als je 25 meter afstand houdt van bossen en wouden en 100 meter van huizen, heiden, boomgaarden... Elke gemeente kan nog extra regels opleggen in het politiereglement. De wetgeving kan ook veranderen door het weer (bv.code rood).
In Vlaanderen moet je afspraken maken met de eigenaar van de kampgrond. In Wallonië heb je toestemming nodig van de boseigenaar.
Wie een brand veroorzaakt door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te nemen, pleegt een strafbaar feit. Het gebruik van brandversnellers is bijvoorbeeld strafbaar. Je mag ook geen vuur maken op of naast de openbare weg. De rook kan het verkeer hinderen of onveilig maken door het zicht te belemmeren.
Afval verbranden in open lucht is verboden. Je mag enkel stoken met droog, onbewerkt hout.
Kapoenen, zeehondjes, kabouters en (zee)welpen mogen enkel bij een kampvuur zitten onder toezicht.
Jonggidsen, jongverkenners, scheepsmakkers, gidsen (zee) verkenners, jins en loodsen mogen zelf vuur maken. De leiding zorgt mee voor veilige omstandigheden.
Spelen met brandende voorwerpen is niet toegestaan. Ook vuurspuwen is een verboden activiteit. Wandelen met fakkels mag.
Spring nooit over een vuur. Loop nooit over hete kolen.
Gebruik nooit gas-, hout- of kolenkachels in slaapvertrekken.
Maak een vaste kampvuurplaats.
Hou het vuur beperkt. Blus en/of evacueer bij het minste vermoeden van brand.
Hou minstens twee meter rondom vrij van brandbare voorwerpen;
Maak tafelvuren zo hoog dat de kleinste gebruiker de inhoud van de pot kan zien zonder opstapje.
Voorzie binnen handbereik voldoende blusmateriaal.
Frituur nooit op open vuur.
Hou fleece en andere synthetische kledij weg van het vuur.
Laat brandend of uitdovend vuur of vuurresten nooit onbewaakt achter.
Maak geen vuur op rotsachtige grond.
Maak duidelijke afspraken over wie kookt en stookt. Waar staat het water? Waar ligt het blusdeken?
Draag dicht schoeisel als je met vuur bezig bent en voorzie voldoende ovenwanten om iets van het vuur te halen.
Let op voor gensters.
Bouw tafelvuren zo dat sjorringen niet kunnen doorbranden.
Vlam in de pan? Blus het door er een vochtige (geen natte) doek over te leggen.
Een vuur is pas uitgedoofd als je de resten met de blote hand kan aanraken.
Vermijd bij bliksem vlaktes en alles dat boven de omgeving uitsteekt (torens, masten, bomen, hoogtes, tenten). Ga zo snel mogelijk uit het water. Schuil in gebouwen of auto’s. Niet mogelijk? Ga gehurkt zitten en maak je zo klein mogelijk.
Mogen leden vuur maken?
Kapoenen, zeehondjes en kabouters, (zee)welpenNeen.
Jonggidsen, jongverkenners, scheepsmakkers en gidsen, (zee)verkennersJa, de leiding zorgt ervoor dat het in gecontroleerde omstandigheden gebeurt.
jins, loodsenJa.
Mogen leden op vuur koken?
Kapoenen, zeehondjesNeen.
Kabouters, (zee)welpenNeen. Kabouters en welpen mogen begeleid door leiding wel een woudloperskeuken doen.
Jonggidsen, jongverkenners, scheepsmakkersJa, maar begeleid door leiding of foeriers.
Gidsen, (zee)verkennersJa.
Jins, loodsenJa.
Op tocht
Jonggivers die op tocht gaan, verdwalen vaak. Zorg dus zeker dat het een leuke tocht wordt!
Tips:
- Stippel een route uit en zorg ervoor dat je jonggivers vooral bospaden en onverharde wegen kunnen nemen. Vermijd gevaarlijke en drukke wegen.
- Voorzie voldoende afwisseling. Geef opdrachtjes mee voor onderweg. Of voorzie verschillende leuke tochttechnieken.
- Bouw controlepunten in of stap zelf mee. Zorg dat je jonggivers niet de hele tijd alleen op pad zijn.
Voetgangers
Wandel altijd op het voetpad.
Geen voetpad? Loop op de begaanbare gelijkgrondse bermen.
Ook geen gelijkgrondse berm? Dan mag je stappen op het fietspad (verleen wel voorrang aan fietsers).
Kan dat ook niet? Dan mag je op de rijbaan wandelen. Stap altijd zo links mogelijk en achter elkaar.
Gebruik altijd een oversteekplaats als die er is (verplicht te gebruiken als die zich op minder dan 30 meter bevindt).
Op kruispunten zonder verkeerslichten kan de begeleid(st) er een overstekende groep signaleren aan het aankomende verkeer. Dat kan met het verkeersbord C3.
Aanwijzingen met het bord C3 mogen niet in strijd zijn met verkeerstekens of verkeersregels. Je mag het C3-bordje niet gebruiken om het verkeer te doen stoppen. Je mag het enkel gebruiken om je overstekende groep extra te benadrukken.
Als het voetgangerslicht op rood springt tijdens het oversteken, dan mag enkel de groep die al op het zebrapad is, verder lopen. Wie nog op de stoep staat, moet wachten tot het groen wordt.
Zijn er geen zebrapaden? Zorg dat je oversteekt op een veilige en zichtbare plaats (niet in een bocht of op een helling).
Volgens de wet moet je altijd goed zichtbaar zijn in het verkeer.
Groepen vanaf vijf personen moeten verplicht een rood licht rechts vooraan en wit licht rechts achteraan dragen als je minder dan 200 meter ver kan zien.
Is de groep lang? Dan is het verplicht om op de flanken bijkomende witte lichten te voorzien die in alle richtingen zichtbaar zijn.
Begeleid kapoenen, zeehondjes, (zee)welpen en kabouters altijd op de openbare weg.
Bij beperkte zichtbaarheid dragen alle leden en leiding die tijdens activiteiten op de weg komen fluohesjes.
Loop nooit langs of over sporen.
Leden mogen nooit liften. Leid(st)ers mogen liften als ze aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:
- minstens per twee;
- evenwichtig verdeeld (zowel onervaren als ervaren leiding, assertief en voorzichtig);
- elkaar op de hoogte houden van plaats, route of gebruikte functie (via sms of app); nuchter;
- minstens één iemand meerderjarig;
- volgens de wegcode. Op op- en afritten is het verboden te liften.
Draag altijd fluohesjes als je met een groep op de openbare weg komt. Ook bij goede zichtbaarheid.
Informeer je leden over de verkeersregels en afspraken. Ook bij een dorps- of stadsspel.
Activiteiten in een gebergte of afgelegen gebieden vereisen voorbereiding. Volg het advies van een erkend deskundige en zorg dat je actuele informatie hebt.
Stippel je reisweg op voorhand uit en kies zoveel mogelijk voor ‘trage wegen’.
Pas de lengte van je tocht aan de leeftijd van je leden aan. Een goed gemiddelde tot veertien jaar is: het aantal kilometers van de tocht = de leeftijd van de leden.
Inspiratie gezocht
Op zoek naar leuke tochttechniek, sjorring of materiaaltip? Dit en veel meer ontdek je in de techniekendatabank.
Ben je geholpen met deze info?